Search
logo sterk in kinderopvang
Praten en uitleggen

Praten en uitleggen

Algemene beschrijving

Praten en uitleggen gaat om het bieden van een rijk taalaanbod, het stimuleren van de taalontwikkeling en het geven van feedback die passend is bij de uitingen van het kind. Met passende feedback wordt bedoeld dat de uitingen van het kind worden aangevuld met extra informatie en dus met extra taal. 

Belang voor kinderen

Taalvaardigheid hangt sterk samen met schoolsucces. Door al vroeg te beginnen met het ontwikkelen van de taalvaardigheid geef je kinderen dus iets mee waar ze hun hele schooltijd (en leven) iets aan hebben. Daarnaast is een achterstand in de taalvaardigheid later nog moeilijk in te halen en ligt de gevoelige periode voor taal, de periode waarin de ontwikkeling het grootst is, in de eerste zeven jaren van het leven. 

Praten en uitleggen in het handelen

Een omgeving die vol van taal is, is voor kinderen al een grote leerschool. Deze omgeving kan gecreëerd worden door verschillende acties te ondernemen. Ten eerste kan deze omgeving gecreëerd worden door de inrichting. Zorg dat de inrichting taal uitnodigt. Doe dit door hoeken te maken op de groep waar samen gespeeld kan worden, een tafel waar kinderen tegenover elkaar zitten zodat ze in elkaars zicht zitten of door een knusse hoek te maken waar kinderen samen kunnen lezen. De tweede manier om omgeving te creëren waar veel taal is, is door de materialen die aangeboden worden aan de kinderen. Biedt dezelfde materialen aan maar dan bijvoorbeeld in verschillende kleuren en stimuleer ze om het over de kleuren te hebben. Kies voor uitdagend materiaal of materiaal waarmee ze kunnen experimenteren of over kunnen praten. De derde en laatste manier om een omgeving te creëren met veel taal is de manier waarop je een activiteit aanbiedt. Doe je dit in een kring, aan tafel of op de grond. Kunnen de kinderen elkaar zien en verstaan? Waar ga je het over hebben in de kring en hoe zorg je ervoor dat je de kinderen bij de activiteit betrekt en zorgt dat er ruimte is voor gesprekken?

Taal ontwikkelen doe je door taal te horen. Een pedagogisch medewerker is dan ook aan te raden om zoveel mogelijk te benoemen en te verwoorden. Dit zorgt ervoor dat het taalaanbod voor de kinderen groot is en heeft als gunstig bijeffect dat het de emotionele veiligheid vergroot. 

Zorg ervoor dat je als pedagogisch medewerker kinderen de ruimte geeft om hun verhaal te vertellen. Luister hierbij actief en maak er een gesprekje van. Tijdens deze gesprekken kun je laten zien dat je actief luistert door bijvoorbeeld een non-verbale reactie te geven zoals een knikje of een verbaasde blik en verbaal te laten horen dat je snapt wat het kind zegt. Belangrijk hierbij is dat het kind de tijd krijgt om zijn verhaal te doen, laat het uitpraten. Het voordeel van deze gesprekken is dat je de kinderen nog beter leert kennen en erachter komt wat het kind bezighoudt. 

Tijdens het verloop van de dag zijn er genoeg momenten waarop een pedagogisch medewerker iets moet uitleggen of instructies moet geven. De uitleg of instructie komt het beste aan wanneer deze helder, bondig en zonder uitstapjes naar andere onderwerpen worden gegeven. Als je een uitleg geeft over een spelletjes als memory en er staan dieren op de memorykaarten, ga het dan niet over de dieren zelf hebben maar blijf bij het doel van het spel. 

Door middel van verhalen vertellen, liedjes zingen of rijmpjes opzeggen et cetera kan heel veel taal worden aangeboden aan de kinderen en wordt bovendien taal verbonden aan de fantasie. Hierbij kan de taal ook worden ondersteun door bijvoorbeeld de mimiek of gebaren. Gaat een verhaal bijvoorbeeld over een grote olifant, doe dan na hoe een grote olifant loopt. Een verhaal kan voor een kind ook een moment van rust zijn en het gezamenlijk luisteren naar een verhaal vergroot het groepsgevoel. 

Situatieschets praten en uitleggen

Pepijn en Freek spelen samen met de duplo in een hoek. Pepijn is een hele grote toren aan het bouwen en Freek kijkt vol bewondering ernaar. Opeens steekt Freek zijn hand uit en duwt de toren van Pepijn om. Pepijn kijkt geschrokken op en begint te huilen. Verdrietig komt hij naar de pedagogisch medewerker toe. De pedagogisch medewerker zegt ‘Ik zie dat je moet huilen, ben je verdrietig?’, ‘Ja’ antwoord Pepijn snikkend. De pedagogisch medewerker vraagt wat er is gebeurd en Pepijn verteld over de toren die hij had gebouwd en over Freek die de toren heeft omgeduwd. Samen lopen ze naar Freek toe. De pedagogisch medewerker benoemt met een vriendelijke houding naar Freek dat Pepijn verdrietig is en kijkt hoe hij reageert. Freek kijkt naar beneden, hij durft de pedagogisch medewerker of Pepijn niet aan te kijken. De pedagogisch medewerker ziet dat Freek zich schaamt en benoemt dat en checkt of dat klopt. Ook legt ze uit dat Pepijn verdrietig is en legt uit hoe dat komt en vraagt daarbij of Freek een idee heeft hoe ze hem kunnen troosten. Samen komen ze eruit door de toren met hun drieën weer op te bouwen nadat ze hebben besproken dat dat de beste manier is om Pepijn te troosten.